De laatste opera die Richard Strauss schreef is heel interessant. Het fenomeen opera is namelijk zelf onderwerp, met als kernvraagstuk de hiërarchische verhouding tussen tekst en muziek. Wie de 410- jarige geschiedenis van de opera bestudeerd heeft, weet dat in iedere fase van de geschiedenis het esthetisch debat over dit thema opnieuw oplaaide. De verstaanbaarheid van de tekst speelt daarin een grote rol. Capriccio, wat betekent gril of luim, draagt daar aan bij. Mooi dus dat de componist Richard Strauss ons tijdens het beluisteren van dit werk meevoert naar de problemen die dirigenten, musici en componisten met betrekking tot dit onderwerp tegenkomen. De Duitser slaagde er bovendien in om deze theoretische verhandeling in een verhaallijn in zijn productie te presenteren door een gravin op haar kasteel tijdens haar verjaardag te confronteren met twee aanbidders. Tijdens het feest dingen die naar de gunsten van de sjieke gravin. De een, Oliver, is dichter die een sonnet schreef waarvan de tekst de jarige ontroert. De ander, Flamand, is componist die met zijn muziek hetzelfde teweeg brengt. Aan wie van de twee zou de gravin haar hart schenken? Aan de dichter Oliver, gespeeld door de goed zingende bariton Russel Braun of aan Flamand vertolkt door de soms opvallende teder zingende tenor Joseph Kaiser? Haar voorkeur voor een bepaalde kunstvorm lijkt daarin beslissend. Spannend wordt het niet want al na circa één uur vraagt haar broer: ‘Ik ben benieuwd wie je kiest?’ Haar antwoord luidt: Geen van beiden want elke keuze is een verlies.’ Zij licht dat toe met de tekst:
‘Bergt de taal al gezang in zich?
Of komt de muziek pas tot leven, gedragen door de taal?
Zij liggen besloten in elkaar en zoeken elkaar.
Muziek wekt gevoelens die streven naar woorden.
In het woord leeft het verlangen naar klank en muziek.’
Het is een tekst om over na te denken en de inhoud wordt door de gravin tijdens de finale van de opera nog eens bevestigd. Of iedere toeschouwer voelt voor reflectie is de vraag. Capriccio is behalve een eenakter een conversatieopera die twee en een half uur duurt en is voor velen al lastig genoeg omdat het ‘sprechende zingen’ duidelijk overheerst. Het publiek wordt pas in de laatste fase op een lange prachtige aria getracteerd waarin Renée Flemming op charmante wijze, voor het eerst in de Metropolitan, de rol van de gravin vertolkte. De Amerikaanse was in topvorm. Haar presentatie was die van een aarzelende gracieuze vrouw die naar zichzelf kijkend in een spiegel een beslissing nam waarna zij haar twee rivalen in het ongewisse liet.
De rollen van de andere protagonisten werden uitstekend ingevuld, al vind ik een extra vermelding van de rol van de theaterregisseur door Peter Rose zeker op zijn plaats. Hij toonde zich een machtige bas die zijn heerschappij in het theater en zijn voorkeur voor buffa-opera’s met furore naar voren bracht. Het orkest onder leiding van Andrew Davis speelde prachtig. Wie de tekst ontging kon zich laven aan de prachtige orkestmuziek. Zij die deze opera wil aangrijpen om hun historische kennis over opera te verbreden moeten wel bedenken dat het werk zich afspeelt in 1770, al verplaatste regisseur John Cox het naar 1928. Logisch dat in de tekst de namen voorkomen van librettist Metastasio en de componisten Lully, Piccini, Rameau, Goldini, Couperin en Gluck en niet die van Verdi, Wagner, Bizet en Massenet. Richards Strauss Capriccio werd voor het eerst gespeeld in 1942 midden in de tweede wereldoorlog in München. De voorstelling in de Met was meer dan de moeite waard!