De bezoekers van de Pathé bioscopen kregen afgelopen zaterdag een operaproductie uit 1983 voorgeschoteld die het begrip entertainment volledig dekt. Vanuit een comfortabele stoel zagen zij Verdi’s vierde opera uit 1844 in een stijl die deed denken aan uitvoeringen van de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw. Prachtige kostuums, protagonisten die met brede gebaren hun aria’s ondersteunden en op het podium een trappenhuis dat een monumentaal gebouw doet veronderstellen. Van regietheater was geen sprake. Men hoefde dus zijn hersens niet te pijnigen over de ideeën van een regisseur om deze opera te actualiseren.
Soms is dat ook best eens fijn, want ik heb van deze ouderwetse Ernani genoten. Het herinnerde me aan de tijd dat ik opera ontdekte en onmiddellijk een Verdiaan voor het leven werd. Net als toen, was ik ook nu weer verrukt over de prachtige aria’s, duetten en trio’s. Het drukte me met de neus op het feit dat mijn liefde voor opera voortkomt uit mijn liefde voor het belcanto van Donizetti, Rossini en de vroege Verdi. Alleen maar jeugdsentiment in de bioscoop? Waarachtig niet. De prachtige aria’s, met dikwijls grote intervallen, de duetten en trio’s deden je haast vergeten dat het libretto gebaseerd is op de wraakzucht van de protagonisten Ernani, Don Carlo en De Silva. Daarmee zijn meteen de drie mannen genoemd die de liefde voor één vrouw bezingen. Juist in deze opera, waarvan het libretto van Piave een bewerking is van het succesvolle toneelstuk Hernani van Viktor Hugo, komt het scherpe onderscheid tussen de tenor (Ernani), de bariton (Don Carlo) en de bas (De Silva) aan het licht. Van de drie mannen onderscheidde zich misschien wel het meest de 62 jarige bas Feruccio Furlanetto. Hij toonde zich de best acterende zanger die met zijn diepe stem waardigheid en pijn tot uitdrukking bracht. Waardigheid omdat hij zijn belofte hield om onderdak te bieden aan een ongenode pelgrim en dat ook na diens ontmaskering volhield en pijn omdat hij zich één dag voor zijn huwelijk geconfronteerd zag met maar liefst twee rivalen. Bovendien moest hij in de finale, na de voor hem onverwachte zelfdoding van Elvira, zijn idee los laten om alsnog met haar te kunnen trouwen. De tenor Marcello Giordano was aanvankelijk als de bandiet Ernani niet zogoed op dreef maar naarmate de opera vorderde werd hij de evenknie van zijn rivalen. Op zijn sterkste momenten, vooral in het vierde bedrijf, deed hij me denken aan Placido Doningo die deze rol destijds ook met groot succes zong. Dmitri Hvorostovsky heeft een gouden strot die hij gepassioneerd gebruikt. Zijn brede warme bariton is uiterst geschikt voor het werk van Verdi. Toen Dmitri de beroemde aria ‘o dei verd’anni miei’ zong waarin Don Carlo enigszins zijn wilde verleden afzweert, ontlokte dat bij de toeschouwers een explosief applaus. Mijn grootste bewondering ging echter uit naar de 34 jarige sopraan Angela Meade. Zij maakte toen ze 30 was als zangstudent haar professionele debuut als Elvira. Zij verving toen succesvol de zieke Sondra Radvanovsky die het slachtoffer was van een virale infectie. Ze oogstte daarna nog meer bewondering toen ze de ‘Beverly Sills Artists Award’ voor jonge zangers won en tevens ‘The Richard Tucker Award’. Haar lichaamsomvang verhindert haar optreden in een voorstelling zoals die van Willy Deckers’s versie van La Traviata, maar haar zuivere coloratuur stem maakt haar uiterst geschikt voor het echte belcanto repertoire. Ze beschikt over mooie trillers, heeft geen moeite met de topnoten en in het laag krijgt haar stem ook de noodzakelijke dramatiek. Haar ‘pianissimo’ doet denken aan de Spaanse zangeres Montserrat Caballé. De lastige cavatina ‘Ernani, Ernani, involami zong ze indrukwekkend. Haar acteerprestatie mocht er ook zijn. Met de avances van de drie minnaars ging ze professioneel om en in de duetten en trio’s die soms op het scherp van de snede werden gezongen mistte ze geen noot. Ik vermoed dat we nog veel van haar zullen horen.
Verdi wordt niet voor niets de ‘koning van de koren’ genoemd. De liefhebbers kwamen in Ernani absoluut aan hun trekken. Dirigent Marco Armiliato is inmiddels een vertrouwd gezicht in de Metropolitan nu James Levine het wegens ziekte al enige tijd laat afweten. Het orkest van ’s werelds grootste operahuis zorgde voor de vaart en spontaniteit die deze opera nodig heeft. Al heeft Ernani nu onderhand wel een nieuw jasje nodig, van deze productie heb ik toch geen spijt!