Toen ik achttien was ging de opera The Rake’s Progress van Igor Strawinsky (1882-1971) in première in Venetië. Ik was toen beslist geen liefhebber van de muziek van deze componist. Dat werd me duidelijk toen ik het werk Le Sacre du printemps voor het eerst hoorde. Ik vond deze muziek zo ontoegankelijk dat het nog zestig jaar zou duren voor dat ik een live-uitvoering van zijn opera zag. Dat was op 24 mei 2012 in het eerste klas operahuis van Frankfurt. Via cd’s en een dvd had ik een paar jaar daarvoor wel met het werk kennis gemaakt en ik was er zeker enthousiast door geworden. Dat bleef ik ook na de uitvoering in Frankfurt. Aandachtig luisterend viel het me op dat de componist geïnspireerd moet zijn geweest door werk van Händel, Donizetti, Rossini, Verdi, Gluck en Mozart. Dat zijn toch componisten van verschillende signatuur. Als onderdeel van het 14e Internationale Festival van Contemporaine Muziek in Venetië ging zijn enige Engelstalige opera op 11 september 1951 in première in het Theater La Fenice. Strawinsky dirigeerde zelf en de beroemde Duitse sopraan Elisabeth Schwarzkopf zong de rol van Anne Truelove. Met The Rake’s Progress sloot Strawinsky min of meer zijn neo-classicistische periode af.
Het orkestspel van The Rakes Progress klonk zeer transparant waarbij mij vooral het goede spel van de blazers opviel. Deze nummeropera kent een dramatisch verloop maar heeft ook lichte toetsen. Sommige instrumentale inzetten hadden zelfs een vrolijk en staccato-achtig karakter zodat je soms dacht aan elementen van een opera buffa. Het stuk bestaat uit tien scènes. Daarin zijn opgenomen zeven aria’s, enkele ariosa’s, zeven koren, twintig recitatiefpassages en vier zelfstandige orkeststukken. Voor uitvoerenden is de opera naar het schijnt een lastige opgave vanwege de ingewikkelde ritmiek.
Het idee voor het onderwerp voor zijn opera had Strawinsky in 1947 al tijdens een bezoek aan het Chicago Art Institute opgedaan. Hij zag daar de gravurenreeks The Rake’s Progress van de 18e-eeuwse schilder en graveur William Hogharth. Hij deed een beroep op W.H.Auden en diens vriend Chester Kallman om een libretto te schrijven. Dat libretto gaat over goed en kwaad, de tegenstelling van het leven op het platte land en de grote stad (Londen), de ongerepte wereld zonder besef van tijd en verandering en de wereld van vooruitgang. Het hoofdpersonage, Tom Rakewell verlaat zijn verloofde Anne Truelove en vertrekt van het platteland naar Londen om vanwege een te beheren erfenis in Londen zaken te doen. Hij wordt hiertoe aangezet door een zekere Nick Shadow die de duivel in eigen persoon blijkt te zijn. Mede door zijn toedoen raakt Rakewell aan lager wal. Een scène in een bordeel en een uitverkoop van zijn bezittingen maken dit overduidelijk. Zijn verloofde is hij inmiddels vergeten en hij is getrouwd met een lichamelijk gehandicapte staatactrice. Anne Truelove doet wel pogingen om haar ex- vriend te redden maar uiteindelijk loopt het verkeerd af met Tom en belandt hij in een krankzinnigengesticht waar hij definitief het loodje legt.
De rol van Tom Rakewell is interessant. Hij is een avonturier die er op vertrouwt dat het lot hem steeds goed gezind zal zijn. Een door zijn potentiële schoonvader aangeboden vaste baan bij een bank wijst hij resoluut af en hij vertrekt zonder enige schroom naar Londen. De Amerikaanse tenor Paul Appleby wist wel raad met die rol. Met zijn slanke en heldere tenorstem zet hij het karakter van dit labiele personage goed neer. De rol van Anne Truelove werd ingevuld door de op de Julliard School in New York opgeleide sopraan Brenda Rae. Zij speelde de naïeve verloofde van Tom Rakewell. Ze is verliefd en niet opgewassen tegen de avontuurlijke Rakewell. Met haar mooie zuivere sopraanstem tracht ze haar verloofde in Londen weer terug te brengen op het goede pad. Ze speelde haar rol geloofwaardig maar bereikte haar doel niet. De basbariton Simon Bailey speelt de rol van de duivel genaamd Nick Shadow. In deze opera wil hij de ziel van Rakewell hebben in ruil voor de aan hem ‘verleende aardse diensten.’ Hij deed dat uitstekend. Dat Bailey vertrouwd is met een dergelijke rol is niet zo gek want hij speelde in La damnation de Faust van Berlioz ook al eens de rol van Méphisto. Een bijzondere vermelding verdient het koor dat in maar liefst drie verschillende outfits op het podium stond en zich, evenals het orkest van de Frankfurter opera, meer dan kranig weerde onder leiding van de dirigent Constantinos Carydis. Een volgende gelegenheid zal ik niet onbenut laten om The Rakes Progress nog eens te zien.