Hoofdrollen waren weggelegd voor de sopraan Galina Shesternova als Leonora, de bariton Michèle Kalmandi als Carlos, en de tenor Zurab Zurabishvilli als Alvaro. Zij moesten de uitvoering dragen. Vòòr de pauze slaagden zij daar niet in, nà de pauze wel. Pas toen waren er, vooral in de slotfase, momenten van ontroering die daarvoor door mij node werden gemist. Vooral Kalmandi bewees toen met zijn dramatische rol, woord en gebaar in overeenstemming te kunnen brengen met zijn prachtige stemgeluid. Shesternova kwam pas in de slotfase echt op dreef met haar aria ‘Pace pace, mio Dio’, die ze met grote passie ten gehore bracht. De mezzosopraan Kosina zong met te weinig uitstraling de rol van Preziosilla. Zij kon met haar zang niet overtuigen dat de wereld van de oorlog zo mooi is. En natuurlijk is die niet mooi, maar het staat wel in het libretto en die tekst zong ze natuurlijk ook al was het alleen maar om soldaten te werven. Fra Melitone, die in deze opera verantwoordelijk is voor de enige komische noot, bakte er niets van. Geen moment slaagde hij er in om een glimlach te toveren op de gezichten van de aanwezigen. Zij moesten het doen met een gezette, naakte vrouw die koddig en billenschuddend van het toneel vluchtte nadat zij hèt deed met een soldaat. En wat te denken van de vader van Leonore, de markies van Calatrava gezongen door Marcel Rosca? De bas zong niet slecht maar het hooggeachte publiek moest er toch maar naar raden hoe het mogelijk was dat hij, die in de ‘proloog’ was doodgeschoten, enkele scènes later Leonora verwelkomde bij haar vlucht naar een klooster. Iedereen verwachtte een waardige vader abt (Fra Guardiano) maar in plaats daarvan stapte de markies uit een doodskist. Jawel, het was de bas Rosca in hoogsteigen persoon. Dat was weer een raadsel waarmee de regisseur iedereen opzadelde.
In de verhaallijn van deze opera is een belangrijke rol weggelegd voor het koor. Die mag niet onbesproken blijven. Erg overtuigend werden de vele koorrollen niet gespeeld maar de vocale inzetten en de kwaliteit van de zang was prima. Het koor van de monniken in een pseudo Ku Klux Klan outfit was wederom een verassing. Ik onderging dit keer deze Verdi-opera met gemengde gevoelens. Het zal me niet weerhouden om naar Essen terug te keren, want ook dit keer had ik er geen spijt van in het prachtige Aalto theater te zijn waar de akoestiek boven alle lof verheven is. Bovendien zijn de uitvoeringen in Essen doorgaans te goed om weg te blijven.
Geef een reactie