De artistieke leider Miranda van Kralingen van Opera Zuid biedt jonge zangers de kans om ervaring op te doen in een professionele organisatie. Jaarlijks worden enkele opera ’s geprogrammeerd waarvan de titels een wat breder publiek aanspreken. De prestaties zijn wisselend. Zo was de uitvoering van Kata Kabanova het afgelopen jaar een uitstekende productie maar de recente uitvoering van I Pagliacci moet het kwalitatief afleggen tegen de opera van Janacek. Miranda van Kralingen wedt op te veel paarden tegelijk en doet daardoor afbreuk aan een spannend werk als I Pagliacci van Leoncavallo (1858-1919).
Inleidingen voor de aanvang van een opera kunnen vooral voor de toeschouwer die incidenteel een opera bezoekt zinvol zijn omdat meer inzicht in een werk het genot verhoogt. Maar dan moet die inleiding wel gesmeerd lopen. Dat lukte bij Van Kralingen niet. Zij is geen echt goede vertelster en haar goed bedoelde poging om de inleiding met ‘you tube beelden’ te verduidelijken kwam chaotisch over. Bovendien had ze bedacht, misschien wel omwille van de korte duur van I Pagliacci, muziek van Mascagni, Matvei Blanter en een alternatief stuk van Leoncavallo te laten voorafgaan aan de sfeervolle oorspronkelijke proloog van I Pagliacci. De componist wil daarin via de protagonist Tonio duidelijk maken wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen wat zich afspeelt op het toneel en de werkelijkheid. Hij bereidt het publiek daarmee voor op scènes met een hoog realiteitsgehalte. Tonio wijst er nadrukkelijk op dat artiesten ook maar mensen van vlees en bloed zijn. De proloog kwam in deze opzet onvoldoende tot zijn recht.
Van Kralingen had voor de scène waarin circusartiesten een Italiaans dorp binnen trekken studenten van de circusopleiding uit Rotterdam aangetrokken. Dat is prima maar deze jonge mannen en vrouwen bleven te lang hun kunststukjes opvoeren en leidden daardoor de aandacht af van waar het in deze opera om gaat, namelijk over de menselijke verhoudingen waarin liefde, vrijheid, jaloezie, overspel en geweld domineren. De dramatische sopraan Fenna Ograjensek zong in het eerste bedrijf haar grote aria ‘Stridono lassu’ de zogenaamde vogelaria, waarin ze haar drang naar vrijheid tot uiting brengt. Het was een moment van reflectie. De sopraan, toch al begrensd in haar vocale mogelijkheden, moest tijdens deze lastige aria in haar onmiddellijke omgeving de capriolen van acrobaten dulden. Deze regie bevordert niet de aandacht van het publiek. Miranda had in haar inleiding gezegd:tegen de mensen ‘Je zult je geen moment vervelen. Er is op het podium veel te zien.’ Maar er was veel te veel te zien waardoor het lang duurde voordat de spanning van deze veristische opera je bij de keel kon grijpen. Dat gebeurde wel in het tweede bedrijf toen de overspelige Nedda moest toezien hoe haar echtgenoot Canio tijdens een door de acteurs opgevoerd toneelspel, steeds beter inzag dat wat hij op het podium uitbeeldde hetzelfde was wat hem in werkelijkheid overkwam. Tijdens dat toneelspel verloor hij de grip op zijn zelfbeheersing omdat hij spel en werkelijkheid niet meer kon onderscheiden. De tenor Johann Valdimarsson zette alles op haren en snaren om de rol van de ontredderde Canio waar te maken. Zijn krachtige aria ‘Vesti la giubba’ bracht hij tot een goed einde al was zijn haast oneindig lijkende cynische schaterlach aan het einde wel erg pathetisch.
De solisten Martijn Sanders als Tonio en Willem de Vries als Silvio vulden hun rollen naar behoren in zonder de sterren van de hemel te zingen. Hun acteerprestaties werden veelvuldig gecamoufleerd door om hen heen fladderende artiesten. De geslaagde decors suggereerden een kade van een havenstadje met boten en visserattributen. De opera was door de regie verplaatst van het einde van de 19e eeuw naar eind jaren veertig. De crisis van de tweede wereldoorlog is nog voelbaar. De kleding was aangepast aan de tijd. Het koor afkomstig uit het conservatorium van Maastricht representeerde de bevolking van het stadje met o.a. een pastoor, een non en een burgemeester, uitgedost met een rood-wit – blauwe sjerp. Echter kon het niet zijn. Wat ik wel gemist heb was een sensuele broeierige sfeer die dit werk zo kenmerkt. Jammer maar het is niet anders.