Wie van de stemsoort sopraan houdt kon terecht bij de Nationale Opera in Amsterdam. Maar liefst drie sopranen maakten deel uit van de succesvolle productie van Arabella van Richard Strauss (1864-1949). Twee daarvan: Jacquelyn Wagner en Agneta Eichenholz speelden een dominante rol. Richard hield ervan om hoofdrollen in zijn opera’s toe te wijzen aan sopranen. Daarbij ondervond hij tijdens het componeren steun van zijn vrouw Pauline omdat zij ook een verdienstelijke sopraan was.
Dirigent Marc Albrecht leidde tijdens de zondagmiddagmatinee op 27 april bij de Nationale Opera het Nederlands Philharmonisch orkest met vaardige hand. Het publiek in het lang niet uitverkochte Operahuis genoot met volle teugen van de muziek van de Duitse componist. Albrecht dirigeerde niet louter ondersteunend maar legde door zijn dynamische aanpak ook een sterke verbinding tussen de solisten en het orkest waardoor er sprake was van een evenwichtige uitvoering van deze conversatieopera.
Cast
De cast die op het podium stond voldeed op een enkele uitzondering na uitstekend. De rollen van Matteo (Will Hartmann) en Graaf Waldner (Alfred Reiter) waren niet sterk bezet, de twee vrouwelijke hoofdrollen Arabella en Zdenka daarentegen uitstekend. De Amerikaanse sopraan Jacquelyn Wagner was zonder meer een prachtige Arabella. Niet voor niets dongen vier aanbidders naar haar hand. Ze zong strak, en toch elegant. Met haar vaste stem wist ze zonder zich te forceren de forte passages goed over het voetlicht te brengen. Zdenka, de jongere zus van Arabella, liep in manskleren rond. Haar rol intrigeerde mij nog meer dan die van Arabella. Zij is een warmbloedige, verliefde meid. Ze houdt oprecht van de officier Matteo en kan hem dat niet vertellen omdat Matteo van Arabella houdt. Zij creëert situaties om haar ‘stille geliefde’ niet uit het oog te verliezen. Haar angst om zich bloot te geven is groot. In het laatste bedrijf is er een eruptie van haar gevoelens als zij aan iedereen duidelijk maakt de oorzaak te zijn van het bijna mislopen van de verloving van Arabella en Madryka. De Zweedse Agneta Eichenholz, vulde de lastige, emotionele rol van Zdenka uitstekend in. Ze heeft een heldere, prachtig kleurende stem en acteerde prima. Het duet tussen de twee zussen in het eerste bedrijf was een van de hoogtepunten. IJzersterk was het optreden van de heldenbariton James Rutherford. Deze vrij jonge Britse artiest was een geweldige Mandryka, de landheer die er een ernstige levensstijl op na houdt maar in deze uitvoering toch onverwacht door het lint gaat wanneer zijn romance met Arabella verstoord lijkt te worden. Op dat moment gaat hij wel heel heftig los met de stoeipoes de Fiakermilli. Met zijn krachtige stem zette hij een warme, intuïtief reagerende minnaar van Arabella op de planken. Rutherford won in 2006 de International Wagner Competition van de Seatle Opera. Verheugend was het heroptreden van mezzosopraan Charlotte Margiono als Adelaide. Zij is teruggekomen op haar besluit haar operacarrière te beëindigen. Dat Richard Strauss een liefhebber is van sopraanrollen bewees hij met het inzetten van nog een derde sopraan. Coloratuur sopraan Susanne Elmark als Fiakermilli moest voor de vrolijke noot zorgen. Dat deed de ‘ feestpoes’ met verve en met heel veel topnoten.
Hilarische verwikkelingen
Arabella is een opera die herinneringen en melancholie oproept uit vervlogen tijden. Het verhaal speelt zich af in het decadente Wenen van 1860 waar de verarmde adel zich trachtte te handhaven en waar gokverslaafdheid en overspel aan de orde van de dag was.
De opera ging met een voor mij verbazing wekkend libretto van de dichter Hofmannstahl op 1 juli 1933 in Dresden in première. Er spelen zich op het podium hilarische verwikkelingen en persoonsverwisselingen af, waar ik echt niet dol op ben. Uiteindelijk leiden die tot de verloving van Arabella, de dochter van Graaf Waldner, met de rijke groot grondbezitter Mandryka. Dat is ook hard nodig want de familie Waldner zit financieel aan de grond. Alleen de gulheid van Mandryka kan uitkomst bieden. Het verhaal krijgt een positief einde. Vooral omdat de twee zussen ten langen leste ieder hun huwelijksaanzoek krijgen en de familie mede daardoor uit de financiële zorgen is.
Christof Loy (1962) was de regisseur van deze productie. Hij zorgde voor een inventieve enscenering met een sterke persoonsregie. Loy wilde kennelijk als tegenwicht van de toch al heftige dialogen een zekere rust op het podium brengen door de personages weinig te laten bewegen. Dit kwam in deze opera de samenhang tussen zang en tekst ten goede. Het decor bestond uit een grote witte houten doos met schuivende panelen waarachter zich hotelkamers bevonden. Wanneer een vertrek zichtbaar werd, deed mij dat beslist niet denken aan een gezellig Weens hotel. Het zag er koel en zakelijk uit.
Arabella lijkt mij een werk waar iedere liefhebber van klassieke muziek van houdt. Zeker wanneer de orkestratie goed tot zijn recht komt. Dat uitstekende zangers een ongeloofwaardig verhaal laten horen komt meer voor. Zelfs daar kun je van genieten.