Zondag 1 november stond in de bioscoop van Pathé in Tilburg het meesterwerk Otello van Giuseppe Verdi op het affiche. Deze opera, afgeleid van het toneeldrama van Shakespeare, waar componist en tekstschrijver Arrigo Boito een uitstekend libretto voor schreef, is een werk dat ik niet aan me voorbij kan laten gaan. Otello zag ik in 2012 voor het laatst, tweemaal. Eerst in Frankfurt met in de titelrol de Nederlandse tenor Frank van Aken. De meeste indruk maakte toen echter op mij de uitstekende Servische bariton Zeljko Lucic als Jago. Ik was daarom verheugd hem nu weer te kunnen horen in de huidige uitvoering van de Met. Direct na de uitvoering in Frankfurt zag ik de productie van de Met uit 1994 met John Botha in de hoofdrol. ‘ Op die laatste uitvoering zat in 2012 nog geen sleet’, schreef ik in de kop van mijn nabeschouwing. Nu ik afgelopen zondag echter de nieuwe succesvolle productie van regisseur Bartlett Sher in de Metropolitan Opera zag, trok ik de conclusie dat deze Otello zeker aantrekkelijker is dan de vorige versie. Vooral nu blijkt dat de huidige personenregie de laatste tien jaar aardig is verbeterd. Dat betrof vooral de acteerprestaties van allen die voor deze cast waren aangetrokken. Het optreden van Zeljko Lucic was zeer sterk. Hij liet niet alleen fysiek maar ook vocaal blijken dat hij als Jago in feite de regie voert om Otello via diens ongebreidelde jaloezie in het ongeluk te storten. Het was zijn wraak jegens Otello die ten koste van hem de voorkeur gaf aan Cassio bij een promotie.
Onheilspellend
Lucic zette een geslepen en berekenende bedrieger neer die de poppetjes wilde laten dansen zoals hij dat wenste. Daardoor zorgde hij voor een onheilspellende atmosfeer die de stemming in de gehele opera bepaalt. Dat wordt versterkt door de orkestpartij die perfect is toegesneden op wat op het podium gebeurt. De opera had ook Jago kunnen heten. Bij de aanvang van het tweede bedrijf spreekt Jago zijn geloofsbelijdenis uit die hem zo karakteriseert. In zijn ‘credo’ zegt hij: ‘Ik geloof in een God die mij heeft geschapen naar zijn evenbeeld en die ik in wrok aanroep. Uit de laagheid van een kiem of atoom ben ik geboren. Ik ben een schurk omdat ik een mens ben en voel het oerslijk in mij. Ja dat is mijn geloof. Ik geloof dat ik het kwaad in mijn gedachten en daden volgens mijn bestemming vervul. Ik geloof dat de mens een speelbal is van een onrechtvaardig lot van in de wieg tot aan de worm van het graf. Na alle spot komt de dood. En dan? De dood is het niets!’ Negatiever kan het niet. Jago is werkelijk het symbool van het kwaad.
De 40 jarige tenor Aleksanders Antonenko, afkomstig uit Riga, is al een jaar of zeven vertrouwd met de rol van Othello. Ondanks zijn ervaring was ik niet gelukkig met zijn m.i. wat te lichte stem voor deze zware rol. Met wisselend succes doorstond hij de woedeaanvallen van de Moor en slaagde erin Otello uit te beelden als een zeer labiele figuur. Ik hoorde te veel heel goede Otello’s om echt enthousiast te zijn over zijn vocale capaciteiten. Mijn herinneringen gaan dan terug naar Mario del Monaco, Ramon Vinay en de laatste 25 jaar vanzelfsprekend naar Placido Domingo, die theatraal, fysiek en vocaal sterk voor de dag kwam. Ik besef heel goed dat Otello een van de zwaarste tenorrollen is in het operarepertoire. Veel tenoren stellen het om die reden zo lang mogelijk uit om de Otellorol te zingen. Caruso deed dat ook. Luciano Pavarotti maakte in de laatste fase van zijn carrière nog een opname van Otello maar echt enthousiast waren de commentatoren niet.
Topzangeres
De grote verrassing van deze uitvoering was voor mij het optreden van de 33 jarige Bulgaarse sopraan Sonya Yoncheva als Desdemona. Veel fantastisch zingende diva’s gingen haar in de Met in deze rol voor. Denk aan Renée Flemming, Mirella Freni, Renate Tebaldi, Margret Price en Kiri te Kanawa. Yoncheva zal ongetwijfeld aan deze lijst van topzangeressen worden toegevoegd. Al in het liefdesduet in het eerste bedrijf schitterde zij naast de tenor Antonenko. Vooral in de derde en vierde acte liet deze zangeres met haar loepzuivere stem en haar prachtige techniek zien tot de topklasse te behoren. Ontroerend was haar ‘Wilgenlied’ en het aansluitende ‘Ave Maria.’ Haar Desdemona was een ten onrechte van overspel beschuldigde vrouw die tot het laatst toe bleef vechten voor de liefde van haar echtgenoot. Deze volmaakte vertolking was mede te danken aan de sublieme begeleiding van het orkest onder leiding van Yanniick Nézet-Sequin. Jammer dat het publiek met het enige tussentijdse applaus van de voorstelling de betovering verbrak.
Hoe goed het koor zong ontging mij omdat in de meestal spectaculaire openingsfase de geluidsregistratie nog niet het juiste niveau had. Ik had het idee dat in deze stormachtige scene de koorzang minder monumentaal overkwam dan gewoonlijk.
De voorstelling van de Metropolitan Opera was zeker meer dan de moeite waard. Op het terrein van de personenregie werd zoals reeds vermeld winst behaald en vooral de dialogen tussen Otello en Jago waren spannend door de gesuggereerde angst en haat van de protagonisten die uitgerust waren in kostuums van de 20e eeuw. Othello de Moor was voor het eerst sinds 1891 niet zwart geschminkt. Directeur Gelb vond het tijd om met die traditie te breken. Daar moet ik nog eens over nadenken.
Decors
Bewondering had ik voor de geraffineerd geproduceerde half doorzichtige gemakkelijk verschuifbare panelen waarmee men moeiteloos en snel een andere ruimte creëert zonder de voorstelling te onderbreken. Voor Otello was dat bijvoorbeeld een gemakkelijke manier om zich achter de hoekjes van een ruimte te verschuilen terwijl hij een gesprek afluistert tussen Cassio en Jago.
Tenslotte sluit ik af met een compliment aan Huub van het Hek die een gepassioneerde uitstekende inleiding verzorgde over het ontstaan en de inhoud van Otello.
Geef een reactie