Donderdag 28 september was de zaal in het Wijkcentrum van Tilburg Noord, zoals bij de zeven voorafgaande seizoenen, weer goed gevuld. Tijdens een kort welkomstwoord van Peter Franken bracht hij de geweldige inbreng van de recent overleden oprichter Sjef van Roessel in herinnering.
De operakeuze was dit keer gevallen op één van de grootste klassiekers uit het repertoire van Gaetano Donizetti (1796-1848) Lucia di Lammermoor. De première in 1835 was in Napels. De Franse versie in Parijs in1839. Het libretto is van Salvatore Cammarano naar de roman ‘The bride of Lammermoor ‘ van Sir Walter Scott.
Waanzinaria
De beroemde waanzinaria van deze opera hoorde ik voor het eerst toen ik een jaar of 17-18 was, op een 78 toerenplaat gezongen door de fameuze coloratuursopraan Lina Pagliughi (1907-1980). Ik vond het meteen schitterend. Een week later luisterde ik naar een operaprogramma van de Franstalige Belgische zender. Als door de bliksem getroffen bleef ik roerloos op mijn stoel zitten. Ik wist niet wat ik hoorde. Opnieuw hoorde ik de waanzinaria, voor mij toen het toppunt van belcanto, maar nu gezongen door Maria Callas. Het raakte me in hart en ziel. Niet alleen door de kracht van haar stem maar vooral ook door de dramatiek en interpretatie van deze zangeres. Lucia di Lammermoor werd vooral daardoor in mijn jeugdjaren mijn favoriete opera. Dit dramatische werk bevat behalve die waanzinaria, prachtige melodische vondsten die al snel je hart raken. Veel zangeressen namen sindsdien de rol van Lucia op maar hoe je er ook over denkt: één van de vele opnamen met Maria Callas zou je in je bezit moeten hebben. Liefst met Di Stefano en Gobbi onder de fantastische dirigent Tulio Serafin.
Standaard
U zult begrijpen dat Maria Callas voor mij de standaard werd en dat ik niet kan nalaten om iedere protagonist die de rol van Lucia zingt te vergelijken met Maria Callas. Dat deed ik dus ook toen ik in Tilburg Noord de Italiaanse sopraan Stefania Bonfadelli (geb.1967) op een meer dan verdienstelijke wijze een geloofwaardige Lucia hoorde en zag neerzetten. Ze mistte wel de donkere kleuren in haar middenregister, waarover Callas ruimschoots beschikte, maar met haar waanzinaria oogstte ze terecht veel applaus. Ze mistte werkelijk geen hoge noot. Met de krachtige, lyrische tenor Marcelo Alvarez (1967) had ze het overigens getroffen. Hij was haar warmbloedige minnaar Edgardo di Ravenswood. Vooral in het laatste bedrijf ontroerde hij met zijn twee aria’s ‘Fra poco a me ricovero’ en ‘Tu che a Dio spiegasti l’ali.’ Ook het acteren van de Argentijn was prima. De lichte tenor Christiano Oliviero zong de rol van Lord Arturo Bucklaw. Hij had geen aangename rol als beoogd bruidegom van Lucia. Het geluid dat Oliviero liet horen was dat evenmin: te blikkerig. De Italiaanse bariton Roberto Frontali (1958) nam de rol van de duivelse Lord Enrico Ashton voor zijn rekening. Hij was er de oorzaak van dat de relatie tussen Lucia en Edgardo spaak liep.
Het koor en orkest stond onder leiding van Patrick Fournillier. De opname in Genève van het Teatro Carlo Felice stamde uit 2003. Daar was niets mis mee. Van modern theater was geen sprake. Geen probleem voor het publiek. Iedereen was het er over eens dat men weer een mooie opera had gezien, weliswaar met een zeer dramatisch tweede helft met de moord op Arturo, de dood van Lucia en de zelfmoord van Edgardo. Dat vormde geen belemmering om van deze opera ten volle te genieten.
Geef een reactie