Zondag 8 april 2018 zag ik in de Pathébioscoop van Tilburg weer eens een Da Ponte opera van W.A. Mozart (1756-1791). De opera giacosa: Cosi fan tutte (1790). Volgens de operaboeken is dergelijk werk niet louter komisch zoals een opera buffa, maar heeft het ook een serieuze ondertoon. Ik verheugde me er op omdat je te maken kunt krijgen met een uitvoering waarin een stevig portie humor is verwerkt maar ook een waarbij de wenkbrauwen worden gefronst omdat het herinnert aan de jaren zestig van de vorige eeuw toen partnerruil een thema was voor menig discussie aan de keukentafel.
Ik was dus benieuwd waar regisseur Phelim McDermott voor had gekozen. Al in 2014 zag ik een briljante uitvoering van Cosi fan tutte vanuit de Metropolitan Opera in de Pathé bioscoop in Tilburg. De productie van Lesley Koenig uit 1996 bezorgde de bezoekers geen hoofdpijn. Veel publiek was er niet in Tilburg. Vermoedelijk speelde Moederdag toen een belangrijke rol maar die uitvoering zullen zeker veel mensen, die hem zagen, hebben blijven koesteren. De cast was voorbeeldig samengesteld en musiceerde tot het einde zeer boeiend. Dat was mede te danken aan het voortreffelijke orkest dat onder leiding stond van de toen bijna 72 jarige James Levine.
Dit keer moest de bioscoop het weer doen met circa 40 getrouwen. Ook zij zullen naar huis zijn gegaan met de herinnering aan een voorbeeldige cast met dit keer de Amerikaan Davis Robertson op de bok die de vele ensembles perfect tot een goed einde bracht.
Partnerruil
Ik was danig verrast door de aankondiging in de folder van Pathé dat de opera zich afspeelt einde 18e eeuw in Napels. De regisseur had anders beslist. Hij liet het liefdesdrama Cosi fan tutte (Ze doen het allemaal) afspelen op het schiereiland Coney Island dat rond 1920 bekend stond vanwege de grote recreatieruimten met tal van attractieparken. Wat de regisseur bezielde om juist daar een drama te laten ontwikkelen tussen de verloofde stellen Dorobella-Ferrando en Fiordiligi-Gugliemo is me een raadsel. In een mum van tijd stonden zwaardslikkers, lilliputters, een vuurspuwer en een slangenbezweerder met nog acht andere artiesten in hun kielzog op het podium. Zo nu en dan bemoeiden zij zich zijdelings met wat de twee verloofde stellen overkwam. Het was een kleurrijk gezelschap maar ik had er weinig affiniteit mee en verlangde naar de boeiende dialogen die deze opera beslist kent. De opera gaat over liefdestrouw en in het bijzonder die van vrouwen want de oude vrijgezel en filosoof Don Alfonso beweert dat alle vrouwen ontrouw zijn. ‘De trouw van een vrouw is als een Arabische feniks: dat hij bestaat zegt iedereen, maar niemand weet waar hij is.’ De drie mannen, Don Alfonso, Ferrando en Gugliemo spreken af dat de dames op hun trouw zullen worden getest. Ferrando en Guglielmo beginnen elk een flirt met de verloofde van de ander. De meisjes weerstaan de verleidingen van de als vreemdelingen verklede verloofdes eerst prima, maar zwichten na veel aandringen en zielig doen van de mannen toch. In de tweede acte komt het verschil van de beleving van de gevoelens van de twee vrouwen aan het licht. Uiteindelijk komt alles op zijn pootjes terecht en eindigt de opera met een dubbele bruiloft. Maar toch, helemaal lekker zit het aan het einde niet. Er is iets veranderd. Het vertrouwen tussen de personages lijkt aangetast
Zangers
Dirigent Robertson beschikte over uitstekende zangers. Uitblinker was voor mij de Amerikaanse sopraan Amandi Majeski. Ze beeldt een jonge stijve vrouw uit, die niet gemakkelijk te verleiden is tot ontrouw. Ze neemt zich voor om standvastig te zijn als een rots in de branding. De aria ‘Come scoglio immoto resto’ (als een rots, immer standvastig) is een echte sopranen test met nauwelijks haalbare melodische overgangen die Majeski zonder merkbare moeite nam. Bekend is de anekdote dat Mozart, de oorspronkelijke zangeres Adriana Ferrarese niet zo mocht. Zij zong deze aria als een gans, die haar hoofd naar beneden duwde bij de lage noten en in haar nek gooide bij de hoge. Vooral bij het continu heen en weer schakelen zag er dat vermoedelijk heel raar uit.
De Italiaanse mezzo-sopraan Serena Malfi zong de rol van Dorabella. Ze zong wat minder fel dan Majeski en bleek een charmante maar ook een echte naïeve vrouw die zich toch al wat sneller liet inpalmen dan haar zus. Aangezien de opera gaat over partnerruil kwamen er ook twee heren aan te pas. De Amerikaanse tenor Ben Bliss zong de rol van Ferrando en de Tsjechische bariton Adam Plachetka van Gugliemo. Beiden zongen en acteerden met overtuiging en zonder haperen waarbij Bliss iets sterker overkwam dan Plachetka. Bliss aria ’Un aura amarosa’ leverde hem veel applaus op. Beide personages geloven in de onvoorwaardelijke trouw van hun aanstaande bruiden. Dat dragen ze aanvankelijk overtuigend uit, niet alleen tijdens de ensembles maar ook tijdens de recitatieven. Dat ze bedrogen uitkomen wordt veroorzaakt door het naïeve karakter van de jonge dames en door toedoen van hun nepkamermeisje Despina vertolkt door de Amerikaanse Kelli O’ Hara. Zij zette haar rol met veel humor op de planken en moedigde de twee verloofde vrouwen aan om het met de trouw niet zo net te nemen: ‘Een vrouw kan wel zonder de liefde maar niet zonder minnaars,‘ was haar parool. Mede schuldig aan de problemen en het erotisch experiment was de filosoof Don Alfonso, die de spil was van de transformatie van de twee mannen in mariniers. De Engelse bariton Christopher Maltman slaagde er in enkele situaties te creëren om de twee zussen te verleiden steeds toegeeflijker te worden aan de alsmaar sterke wordende verlangens naar een avontuurtje.
De ondertitel van Cosi fan tutte is: De school der minnaars. Misschien werd de titel in de preutse 19e eeuw opgevat als een pleidooi voor zedeloosheid want vanaf 1820 werd de opera zelden opgevoerd. Honderd jaar lang bleef het zelfs een onbekend werk. In deze derde en laatste van Mozarts Da Ponte opera zagen veel mensen een uitholling van waarden en normen.
Ensemble zang
De protagonisten hadden het niet gemakkelijk. Mozarts meesterwerk kent een maximum aan duetten, trio’s en kwartetten. Bovendien kregen zij te maken met twee muzikale werelden die tegenover elkaar staan. Het eerste bedrijf is vrolijk. De personages zijn overmoedig en wachten trillend van ongeduld op het volle leven. De grote aria’s van Deborella en Fiordiligi geven blijk van de omvang van hun potentiele gevoelens, maar ook van hun nerveuze onrust. De tweede acte is weemoedig en melancholisch. De personages komen in een maalstroom van gevoelens terecht die hen tegelijkertijd fascineren en irriteren en dat leidt tot mooie en moeilijk te verwerken ervaringen. Die mengeling van gevoelens is ook steeds merkbaar in de orkestpartij en in de ouverture.
Zon en zeewind, die vandaag ontbraken, werden verbeeld door de vele blaasinstrumenten die Mozart in de muziek gebruikte. Ook het feit dat de twee dames toch in de val van de verleiders trappen wordt geloofwaardig door de muziek.
Mozart gaf het stuk in 1790 wel de charme van het zonnige, aan zee gelegen Napels mee. Dat zat er deze keer niet in.
De decors waren zeer functioneel en stelde het legertje toegevoegde artiesten in de gelegenheid om zo nu en dan hun kunsten te laten zien.
De vraag die aan deze opera wellicht vooraf ging was: Hoe reageren twee mannen en twee vrouwen op elkaar in een kunstmatig gecreëerde situatie? Conclusie: Ik denk er al jaren over na. Cosi fan tutte bezorgde mij in ieder geval opnieuw een mooie zondag.
Geef een reactie