Weer was ik op zoek naar een opera die ik nog nooit eerder zag. Ik vond het werk Death in Venice van de Engelse componist Benjamin Britten (1913-1976) op operavision.eu. Het betrof een uitvoering van een in het Muziektheater in Amsterdam gepresenteerde voorstelling van de English National Opera in een coproductie met de Brusselse Muntschouwburg in juli 1913.
Er viel veel te genieten. Allereerst, er waren er eenvoudige maar fraaie decors van Tom Peye met wapperende doorzichtige doeken, mooie kostuums van Chloe Obelensky en haast vanzelfsprekend de prachtige muziek van Britten. Regisseur Deborah Warner liet de scènes uitsluitend spelen in een lounge met lange gordijnen met aansluitend terras dat uitzicht bood op zee. Op een soepele manier gingen de scènes in elkaar over waarbij tafeltjes, stoelen en strandhuisjes werden verplaatst of weggehaald door obers, zeelieden en diensters.
Muziek, dans en spel sloten prachtig op elkaar aan. Vooral de dansen waren naadloos verwerkt in de opera. Daarbij speelde de jonge danser Sam Zalvidar als Tadzio een belangrijke rol. De toeschouwers zagen in het luxehotel met overbeleefde obers tevens grote families van aanzien met hun spelende kinderen daar hun vakantie doorbrengen.
Moderne componist
Benjamin Britten is een Engelse componist die was geïnspireerd door moderne componisten van het Europese vaste land. Zijn doorbraak als operacomponist voltrok zich in 1945 met de opera Peter Grimes, een door mij zeer gewaardeerde opera. Een van de vele andere werken van de dienstweigeraar en pacifist was zijn War Requiem in 1962.
In 1973 ging zijn laatste opera Death in Venice in première. Het werk is gebaseerd op de novelle Der Tod in Venedig van Thomans Mann (1911).
Het libretto
Het verhaal gaat over een succesvol auteur, Gustav von Aschenbach. Hij is de vijftig gepasseerd en om zijn verdiensten in de adelstand verheven. Twijfels over zijn kunst kwellen hem. Hij blijkt een praktiserend moralist te zijn die zijn roem vooral heeft te danken aan zijn enorme wilskracht en discipline. Omdat het de schrijver na het overlijden van zijn vrouw aan inspiratie ontbreekt, besluit hij een reis te maken naar Venetië, de stad van de vergane schoonheid. Hij neemt zijn intrek in het sjieke Grand Hotel des Bain op het Lido-eiland tegenover de stad. Daar ziet hij tijdens het diner een Poolse familie. Er is een jongen bij van 14 jaar in een marine pakje. Aschenbach wordt door de schoonheid van de jongen als door een bliksemslag getroffen. Hij hoort dat de jongen Tadzio heet en doet tevergeefs pogingen om zijn aandacht te trekken. De hitte in de stad is groot. Hij besluit om zijn koffers te pakken omdat hij voelt dat het warme weer hem geen goed doet. Omdat Tadzio steeds in zijn buurt is, gebruikt hij een kofferverwisseling als voorwendsel aan om toch in het hotel te blijven. Vanaf dat moment ontwikkelt zijn interesse in de schoonheid voor de jongen zich tot een ware obsessie. Hij rookt de ene sigaret na de andere en zoekt steeds de nabijheid van Tadzio, tracht oogcontact met hem te maken maar dat mislukt. Hij ervaart daarbij de achteruitgang van zijn lichaam als een handicap en vraagt zich af of hij daarom minder waard is. Dan komt hij in aanraking met de geruchtenmachine. Hij hoort van een kapper dat een infectieziekte de stad in haar greep heeft. Hem wordt geadviseerd bepaalde dingen niet te eten en hij ruikt overal desinfectans. De autoriteiten ontkennen dat er iets aan de hand is. Ze willen geen massaal vertrek van de toeristen. Aschenbach negeert ook de signalen die wijzen op besmettingsgevaar door de cholera. De straten zijn leeg. Wel komen er bedelaars en gelden er politieverordeningen. Moet hij de familie van Tadzio waarschuwen voor de pandemie, vraagt hij zich af maar doet dat uiteindelijk niet. Hij weet dat wanneer hij dat doet Tadzio het hotel zal verlaten. Tot zijn ontzetting dringt het op dat moment ook tot hem door dat hij niet zou weten hoe hij dan verder moest leven. Aschenbach ziet dat Tadzio op een stoel zit te slapen. Hij wil hem aanraken, contact maken, maar verwijt zich even later dat hij zijn kans voorbij liet gaan. Wel bedenkt hij hoe zijn leven er uit zou zien wanneer iedereen sterft aan de cholera en hij alleen met Tadzio overleeft. Britten laat de meest sombere muziek horen!
Ontbrekende kracht
Aschenbach laat opnieuw de kapper komen, die zijn gezicht soigneert om er jonger uit te zien. Hij laat zich door de aanwezigheid van de jongen, die hem nauwelijks een blik waardig keurt, helemaal gek maken. Dan hoort hij dat Tadzio en de familie toch gaan vertrekken. Aschenbach is ondertussen geïnfecteerd door het Aziatische choleravirus door het eten van bedorven aardbeien. Hij zakt neer in een ligstoel, hoort en ziet nog dat Tadzio ruzie maakt met een andere jongen en vervolgens naar de rand van de zee loopt. Hij probeert zich op te richten maar het ontbreekt hem aan kracht. Hij zakt terug in zijn stoel en overlijdt.
Dualiteit
Het boek van Thomas Mann is weliswaar in het Duits geschreven, maar de Britse componist Benjamin Britten en zijn librettiste Myfanwy Piper wisten wel raad met het thema van Der Tod in Venedig. Althans, met één van de thema’s. Het dilemma tussen hoofd en hart, verstand en gevoel, tussen aangepaste burgerlijkheid en gepassioneerd doen waar je zin in hebt, of – voor de Griekse mythologie kenners – tussen Apollo en Dyonisos.
De beide Britten maakten samen een prachtige kunstwerk over die eeuwige strijd tussen het hoofd en het lichaam. Misschien wel omdat ze zo goed weten wat ingehouden gedrag veroorzaakt en evenzo goed beseffen – of vrezen – wat er gebeurt als dat wordt losgelaten. Voortdurend stelt Aschenbach aan de orde hoe kunstenaarschap vorm en discipline zowel bevrucht als ondermijnd worden door roes en hartstocht.
Over de vraag of de hoofdfiguur in Death in Venice, de inmiddels uitgeputte schrijver Gustav von Aschenbach, de liefde ontdekt, zijn jeugd hervindt of een lang verscholen deel van zichzelf herontdekt, heeft elke Brit wellicht een andere mening.
Benjamin Brittens laatste opera Death in Venice, die hij schreef in een periode dat een hartkwaal zijn leven en welzijn bedreigde, is nog maar zevenenveertig jaar oud en toont wat de Brit in zijn mars heeft. Zijn partituur sluit aan bij de moderne componisten van Europa. Hij componeert verhalend en brengt drama dat een voorstelling van één avond in een theater nauwelijks kan bevatten.
Muziek
Dirigent Edward Gardner heeft ruime ervaring met de muziek van Britten en hij laat het Rotterdams Philharmonisch Orkest uitstekend spelen. De compositie van Britten, die soms een scherp randje ontbeert, maar rijk is aan allerlei klankkleuren is bij hem in uitstekende handen. Soms heb ik het gevoel naar filmmuziek te luisteren. Naast de strijkers heeft de percussie een groot aandeel hetgeen ook geldt voor een piano.
In de opera van Britten ontwikkelt de figuur van Aschenbach zich samen met de muziek die steeds van kleur en toon verandert. De begeerde Tadzio, de jongen op het strand, heeft slechts één thema, op vibrafoon, dat in de loop van het verhaal niet verandert. Von Aschenbach leren we kennen, de jongen minder. Hij blijft op afstand van de schrijver, van de luisteraar en kijker naar de opera.
De auteur Von Aschenbach wordt indringend gezongen (meestal sprekend-zingen) en gespeeld door de tenor John Graham-Hall. Met grote acteervaardigheid en met een loepzuivere stem is hij de ster van de avond.
Koorknaap
Bij de componist Britten zou je een zingende koorknaap verwachten in de rol van Tadzio, maar hij heeft gekozen voor een balletdanser. Goed gevonden, want diens zwijgende rol geeft de afstand tussen Von Aschenbach en de Poolse tiener vanzelfsprekend aan. In deze productie neemt het Amerikaanse balletwonderkind Sam Zaldivar die zware rol op zich. De Britse kranten raakten niet uitgejubeld over de leerling van de Royal Ballet School en prezen zijn natuurlijke uitstraling. Toen een journalist Zaldivar tijdens een vraaggesprek vroeg of het moeilijk is om in een opera te dansen antwoordde hij: ‘De combinatie van ballet en opera had ik al eerder gedaan. Het lastige hier is vooral de muziek van Britten. Er zijn veel rare maatwisselingen, die moet je echt in je hoofd stampen.’
Journalist: ‘Jouw relatie als Tadzio met de zingende von Aschenbach staat centraal in de opera Hoe beeld je die interactie uit?’
Zaldivar: ‘Die is er niet echt. Het gaat om de interne kwellingen en obsessies van Von Aschenbasch. Die dans ik niet, ik dans meer hoe hij mij ziet. Ik loop voorbij, gluur vluchtig naar hem, wek spanning op.’
Journalist : Hoe is het om het lustobject van zo’n oudere man te spelen?
Zaldivar: ‘Niet supervreemd. We hebben geen intense confrontaties, het is allemaal op afstand. Het wordt niet ongemakkelijk of zo, we houden het droog. Je voelt sympathie voor Von Aschenbasch, want hij houdt zichzelf in.’
Journalist: ‘Voor hem ben jij een symbool van schoonheid. Hoe speel je dat?’ Zalzibar: ‘Dat is best wel moeilijk. Ik ben al zeventien en moet de eeuwige jeugd uitstralen. Tegelijkertijd moet ik professioneel dansen, zonder dat ik als een volwassene rondspring. Als mijn sprongen technisch volmaakt zijn, verliest mijn rol zijn uitstraling. Gelukkig zitten er in de choreografie veel momenten van spel tussen de jongens op het strand. Dan gaat het kind-zijn vanzelf. Ook al ben ik al zeventien.’
Death in Venice is een onderwerp dat je aan het denken zet en je voert naar Griekse filosofen die nadachten over kunst, zinnelijkheid, hartstocht en wijsheid en de relatie tot elkaar. Overtuig u van de grote kwaliteit van deze opera en probeer te vatten waarom Thomas Mann en Aschenbach worstelden met deze problematiek.